Het Wekeromse zand
Aardkundig, ecologisch en cultuurhistorisch zeer waardevol.
De kern van het Wekeromse Zand bestaat uit een overwegend open gebied van ruim 100 ha, met actief stuivend zand, diep uitgestoven laagten en begroeide ‘forten’. Actief stuivend zand komt in Noordwest-Europa buiten Nederland bijna niet meer voor. Dit maakt het Wekeromse Zand aardkundig, ecologisch en cultuurhistorisch zeer waardevol.
De heidevelden ten westen van Wekerom waren vanaf de Middeleeuwen gemeenschappelijk bezit van de bewoners van deze buurtschap. Zij lieten er hun schapen grazen en staken er plaggen. De heide kreeg echter onvoldoende gelegenheid om te herstellen, waardoor de bodem ging stuiven.
De noordoostrand van het Wekeromse Zand bestaat uit een hoge randwal, die ontstaan is door inwaaiing van zand in begroeiing. Deze begroeiing is opzettelijk aangebracht, ter bescherming van de erachter liggende landbouwgronden: de Wekeromse Eng en de Wekeromse Meent.
In delen van het Wekeromse Zand is het zand weggeblazen tot onder de grondwaterspiegel. Hier liggen vennetjes.
Het verschil tussen het uitgangsmateriaal (dekzand) en verstoven materiaal is aan de kleur te zien: dekzand is helder geel omdat het geen humusdeeltjes bevat. Stuifzand is vuilgeel omdat het wel humusdeeltjes bevat, afkomstig van verstoven bodems. Tussen het dekzand en het erboven liggende stuifzand is in de bodem soms nog een donker gekleurde laag aan te treffen. Dit is een podzollaag. Dit duidt erop dat hier een begroeide bodem is overstoven. De donkere kleur komt door organisch materiaal, gevormd door korte vegetaties als heide en gras.
Het is aan notaris mr. R. Dinger te Lunteren te danken dat het Wekeromse Zand behouden bleef. Hij kocht bij stukjes en beetjes de kern van het gebied aan. In 1930 verkocht hij het terrein aan E.H. Kerkhoven, die eveneens het behoud van de zandverstuiving nastreefde. Hij bracht het bezit onder in een N.V. en wist het uit te breiden van 350 tot 420 ha. In 1956 werden alle aandelen van de N.V. gekocht, waarmee het Wekeromse Zand verworven werd.
In de afgelopen 200 jaar is de zandverstuiving echter langzaam dichtgegroeid. In 1800 omvatte de zandverstuiving ongeveer 300 ha, in 1900 was daar circa 170 ha van over, in 1960 nog 40 ha en begin 1993 nog maar 14 ha.
Het Wekeromse Zand werd al in de ijzertijd bewoond. Het gebied bevat een van de grootste Celtic-Fieldscomplexen van ons land, minimaal 80 ha groot. Celtic Fields zijn akkertjes uit de ijzertijd. Ze bestonden uit vierkante veldjes van ongeveer 40 x 40 meter, omgeven door walletjes.
De eerste landbouwers hadden in die tijd een voorkeur voor zandgrond. Zandgrond was schraal en leverde relatief weinig op, maar was met de middelen die de boeren tot hun beschikking hadden te bewerken. De bodem werd bewerkt met een eergetouw, een puntige stok met een handvat. Dit gereedschap trok de bodem voldoende los om te kunnen zaaien. Als de akker uitgeput raakte ging de boer naar een nieuw veldje. De walletjes ontstonden waarschijnlijk doordat daar stobben en ander afval neergelegd werd. Op de walletjes werden ook struiken geplant om stuifzand buiten en vee binnen te houden. De akkertjes werden licht bemest door vee en organisch materiaal van elders. De grond was zeer bewerkelijk en bracht maar weinig op; waarschijnlijk kon het hele complex van Wekerom maar twee tot drie families van voedsel voorzien.
Er zijn ook resten van boerderijen op enkele akkertjes gevonden; waarschijnlijk werd de boerderij, als die vervallen was, elders weer opgebouwd. Het oude erf werd dan weer een akkertje.
Ergens rond het begin van onze jaartelling werd de ijzeren keerploeg geïntroduceerd. Hiermee konden lemiger gronden bewerkt worden. Deze gronden leverden een veel hogere productie op dan de zandgronden en langzaam aan werden de Celtic Fields verlaten voor de lemiger gronden dichter bij de beekdalen. Eeuwenlang lagen de Celtic Fields vrijwel onaangetast in het bos of op de hei. Pas in de middeleeuwen vond aantasting plaats doordat door overexploitatie van de heide een deel van het complex verstoof. Een andere aantasting vond plaats tussen 1850 en 1950, toen de heide grotendeels ontgonnen werd en de Celtic Fields ondergeploegd werden.
De walletjes zijn nu alleen nog op luchtfoto’s te herkennen en als zeer lichte welvingen in het land. In het bos is het Celtic Field nog het beste bewaard gebleven. Langs de Vijfsprongweg is een reconstructie gemaakt van een Celtic-Fieldscomplex zoals het er in de ijzertijd uitzag.
Het stuifzand vormt een zeer extreme biotoop met grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht. Vaak is het er droog omdat water nauwelijks wordt vastgehouden en als het waait is er de geseling van het zand. Dit alles maakt dat maar weinig organismen hier kunnen overleven. In het centrale gedeelte van het gebied zijn de opeenvolgende stadia van de natuurlijke vastlegging van het zand waar te nemen. Tot de eerste plantensoorten die zich in het kale zand wagen behoren buntgras en zandzegge. Daarna volgt het ruig haarmos, dat prachtige roodbruine tapijten vormt. Hiermee is het milieu wat rustiger geworden en kunnen zich vele soorten korstmossen vestigen. Ook éénjarigen als heidespurrie en klein tasjeskruid nemen nu hun kans waar en uiteindelijk kan een ontwikkeling tot heide optreden.
De heidevelden zelf hebben weer hun eigen vegetaties. Er groeien diverse soorten wolfsklauwen. Ook groeit het parasitaire plantje klein warkruid hier. Diverse korstmossen dragen bij aan de waarde van dit gebied, alsook vele paddestoelen, waaronder zeldzame, zoals gele ridderzwam, witbruine ridderzwam, dennesatijnzwam en sparrestinktaailing.
Op de heideterreinen en het stuifzand zorgt een kudde moeflons voor het kort houden van de vegetatie en het openhouden van het stuifzand. Op het stuifzand houdt zich onder andere de mierenleeuw op, een insect waarvan de larve in een valkuil in het zand op voorbijkomende onfortuinlijke insecten wacht. De bijenwolf is een kever wiens larven zich in nesten van bijen tegoed doen aan de bijenpoppen. Ook de kleine heivlinder profiteert van de aanwezigheid van zowel heide als stuifzand.
De laatste jaren breidt het aantal mieren zich uit; er worden steeds meer hopen van de rode bosmier gesignaleerd. Er houden zich veel vogels in het gebied op, allemaal met hun eigen voorkeur voor hun leefomgeving. Met name de heideterreinen en zandverstuivingen herbergen bijzondere soorten; hier vertoeven graag klapekster, nachtzwaluw en geelgors. Ook de raaf is een vaste bewoner van het gebied. Een aantal van deze vogelsoorten zijn na herstelmaatregelen in het stuifzand in 1993 teruggekomen.
Op het terrein liggen twee dassenburchten met een stabiele populatie dassen. Verder komen er wel eens wilde zwijnen en worden er regelmatig edelherten gesignaleerd.
De unieke combinatie van hoge natuurwaarden in het stuifzand en hoge cultuurhistorische waarden in het Celtic-Fieldscomplex maken het gebied bijzonder waardevol. Het streven is het stuifzandgebied verder uit te breiden en de natuurwaarden van de bossen en andere gronden eromheen te verhogen. Het Celtic-Fieldscomplex zal beschermd worden door bodemverstorende activiteiten achterwege te laten.